De interesse in licht is de afgelopen jaren enorm toegenomen. In het bijzonder betreft dit de invloed van licht op onze gezondheid, prestatie en andere, niet direct visueel gerelateerde aspecten. Het laatste heeft bijvoorbeeld tot gevolg gehad dat basisscholen momenteel op grote schaal uitgerust worden met dynamisch verlichting die de concentratie van scholieren zou verhogen, verlichting in kantoren die de prestatie van medewerkers moet verbeteren en verlichting voor ouderen met dementie die hun verstoorde slaapwaakritme kan stabiliseren. Maar de vraag is nu: hebben we wetenschappelijk bewijs dat deze systemen ook de beoogde claims halen? Dit artikel vraagt aandacht voor de feiten op het gebied van dynamische verlichting voor mensen met dementie en probeert deze van de fictie te onderscheiden.
In 2007 verscheen in dit magazine het artikel ‘Verlichting voor de ouder wordende samenleving’ [1]. Hierin werd aandacht gevraagd voor de visuele maar ook de niet-visuele aspecten van licht. De strekking was dat goede verlichting in de ruimte een bijdrage kan leveren aan het welbevinden van ouderen in algemeen en mensen met dementie in het bijzonder. Inmiddels zijn we vijf jaar verder en heeft de vele aandacht voor dit onderwerp, waaronder in het artikel, zijn vruchten afgeworpen. De vraag is alleen of het fruit niet te vroeg geplukt is? Momenteel worden in meerdere woon/zorgcentra in Nederland, zogenoemde dynamische lichtsystemen geïnstalleerd. Maar welk wetenschappelijk bewijs onderbouwt eigenlijk de waarde van dynamische verlichting op de gebruiker met heldere cijfers? Deze vraag is des te relevanter omdat met name de gezondheidszorg zich richt op ‘evidence based’ handelen, waarbij ingrepen gebaseerd dienen te zijn op de laatste inzichten van de wetenschap.
NIET-VISUELE ASPECTEN
Als we kijken naar het klinisch gebruik van licht, via het oog, dan wordt al dertig jaar, succesvol, lichttherapie voor mensen met winterdepressie toegepast. Lichttherapie bestaat eruit dat men gedurende een bepaalde periode blootgesteld wordt aan zeer hoge lichtniveaus. De lichtbronnen die hiervoor gebruikt worden gaan over het algemeen uit van wit licht, waarbij alle golflengten van het lichtspectrum zijn vertegenwoordigd met een niveau van 10.000 lx op het oog. Het mechanisme achter de werking ervan is tot op heden onduidelijk. Vooralsnog is men ervanuit gegaan dat de in de fotoreceptoren in het oog aanwezige melanopsine [2] hierbij een rol speelt en/of de biologische klok. Meesters et al [3] vond dat ook lage lichtniveaus met een groter blauwaandeel (Correlated Colour Temperature CCT = 17.000K) hetzelfde positieve resultaat bewerkstelligde als 10.000 lx met normale kleurtemperatuur (5.000K). De onderzoekers concludeerden dat waarschijnlijk een ander mechanisme dan de biologische klok een rol speelt.